Klas 3 F1 | Mondeling taalgebruik: |
Referentieniveau in relatie tot de doelen uit Taalinlijn
|
KLAS 3 F1 |
Mondelinge taalvaardigheden (spreken en luisteren) |
|
1. alledaagse communicatie |
|
kan reageren op situatiebeschrijvingen
|
Kan luisteren naar eenvoudige teksten over alledaagse, concrete onderwerpen of over onderwerpen die aansluiten bij de leefwereld van de leerling. |
is betrokken in dialogen
|
Kan luisteren naar eenvoudige teksten over alledaagse, concrete onderwerpen of over onderwerpen die aansluiten bij de leefwereld van de leerling. |
2. institutionele communicatie |
|
kan reageren op leerstof
|
Kan luisteren naar eenvoudige teksten over alledaagse, concrete onderwerpen of over onderwerpen die aansluiten bij de leefwereld van de leerling. |
kan naar een complexe instructie luisteren
|
Kan luisteren naar eenvoudige teksten over alledaagse, concrete onderwerpen of over onderwerpen die aansluiten bij de leefwereld van de leerling. Kan informatie en meningen interpreteren voor zover deze dicht bij de leerling staan. |
3. deelnemen aan diverse gespreksvormen |
|
kan ingaan op bijdragen van anderen
|
Kan gesprekken voeren om informatie en meningen uit te wisselen, uitleg of instructie te geven en te volgen. |
kan in tweetallen een probleem oplossen, durven daarbij te overleggen |
Kan gesprekken voeren om informatie en meningen uit te wisselen, uitleg of instructie te geven en te volgen. |
kan in een dialoog luisteren en ingaan op een probleem van een ander |
Kan in een discussie of overleg de hoofdpunten volgen en kan de eigen mening verwoorden en onderbouwen met argumenten. Kan in eenvoudige bewoordingen een beschrijving geven, informatie geven, verslag uitbrengen, uitleg en instructie geven in alledaagse situaties in en buiten school. |
4. uit- en overdragen van gedachten, meningen, gevoelens, wensen in de eigen taal |
|
kan eigen meningen en gevoelens verwoorden in een kleine groep |
Maakt zijn gedachtegang voor de luisteraar begrijpelijk, hoewel de structuur van de tekst nog niet altijd klopt. |
5. informatie geven |
|
kan de inhoud van een telefoongesprek/boodschap doorgeven |
Kan in eenvoudige bewoordingen een beschrijving geven, informatie geven, verslag uitbrengen, uitleg en instructie geven in alledaagse situaties in en buiten school. |
6. verbale expressie |
|
kan spreuken, gedichten individueel voordragen en een korte presentatie voor een groep geven |
De uitspraak is duidelijk genoeg om de spreker te kunnen volgen, ondanks een eventueel accent, verkeerde intonatie, onduidelijke articulatie en/of haperingen. Redelijk accuraat gebruik van eenvoudige zinsconstructies. |
7. spreektechniek |
|
kan gevormd spreken bij tonggymnastische spreekoefeningen |
De uitspraak is duidelijk genoeg om de spreker te kunnen volgen, ondanks een eventueel accent, verkeerde intonatie, onduidelijke articulatie en/of haperingen. Redelijk accuraat gebruik van eenvoudige zinsconstructies. Houding, intonatie en mimiek ondersteunen het gesprokene. De uitspraak is duidelijk verstaanbaar, ondanks een eventueel accent, af en toe een verkeerd uitgesproken woord en/of haperingen. Vertoont een redelijke grammaticale beheersing. |
8. luisteren naar informatieve teksten |
|
kan naar een routebeschrijving luisteren |
Kan voldoende feitelijke informatie halen uit instructies en aanwijzingen om taken of handelingen uit te kunnen voeren. |
9. luisteren naar fictionele teksten |
|
kan naar verhalen uit de vertelstof gedichten en spreuken luisteren |
Kan luisteren naar eenvoudige teksten over alledaagse, concrete onderwerpen of over onderwerpen die aansluiten bij de leefwereld van de leerling. |
Download het hele word doc voor klas 3